En wat, onze God, was daarop ons antwoord? Veronachtzaamd hebben wij Uw geboden, die U ons gegeven hebt bij monde van Uw dienaren de profeten, die zeiden:

“Het land dat jullie binnengaan en in bezit nemen is een verontreinigd land, bezoedeld door de bevolking van het land met haar gruwelijke gebruiken. Zij hebben het met hun onreinheid gevuld, van het ene einde tot het andere. Geef daarom jullie dochters niet aan hun zonen, en neem hun dochters niet voor jullie zonen tot vrouw. Draag nooit bij aan hun voorspoed en geluk. Dan zullen jullie sterk zijn en het goede van het land eten, en het voor altijd voor jullie kinderen in bezit nemen.” Na alles wat ons is overkomen vanwege onze slechte daden, vanwege onze grote schuld, nu U, onze God, ons minder hebt gestraft dan wij verdienden en U er zelfs voor gezorgd hebt dat er zovelen van ons overgebleven zijn – zouden wij nu opnieuw Uw geboden met voeten treden door huwelijken aan te gaan met deze volken die zulke gruwelijke gebruiken kennen? Zou U dan niet zodanig vertoornd zijn dat U ons zou vernietigen, en niemand het zou overleven, niemand zou ontkomen? HEER, God van Israël, U bent rechtvaardig, want wij zijn ontkomen, wij zijn overgebleven tot op deze dag. Schuldig staan wij hier voor U – hoe kunnen we U zo onder ogen komen?’

Loading

0Shares